Het is oudejaarsavond. Ik werk tot elf uur als hulpverlener op de alarmcentrale. Daarna kan ik met vrienden feest gaan vieren. Tijdens mijn dienst word ik gebeld door een mevrouw. Ze vraagt me contact op te nemen met haar broer in Thailand. Hij heeft onze hulp nodig. Ik beloof hem te bellen.
Ik spreek de broer die emotioneel begint te vertellen. Zijn zoontje voelt zich al sinds het vertrek uit Nederland niet goed. Daarom hebben ze een lokale arts bezocht. Tot hun grote schrik blijkt de jongen hersenvliesontsteking te hebben. De arts kan weinig voor hem betekenen. Hij moet zo snel mogelijk naar een gespecialiseerd kinderziekenhuis. Dit ziekenhuis staat op een hele andere plek in het land. Meneer weet niet hoe hij zijn zoon daar naartoe kan krijgen. Hoe kan hij zijn kind redden? Ik snap zijn emotie en wanhoop. Ik geef aan dat wij er alles aan gaan doen om te helpen.
Nadat we ophangen overleg ik met mijn collega’s. De jongen lijkt er slecht aan toe. Hij bevindt zich op een afgelegen plek en is helaas slecht verzekerd. Samen zien we toch mogelijkheden om een speciale vlucht te regelen naar het kinderziekenhuis. Omdat mijn dienst er inmiddels op zit, neemt een collega het over. Ik ga met een naar gevoel de stad in. Twee dagen later kom ik weer op kantoor. Ik hoor dat de jongen is overleden.
Sindsdien moet ik iedere oudejaarsavond terugdenken aan deze avond. Dan hoor ik in gedachten weer de wanhoop van de vader. Maar ik denk ook aan alles wat mijn collega’s hebben gedaan om toch die reis naar het kinderziekenhuis mogelijk te maken. En dat maakt me blij om voor Eurocross te mogen werken.